WAAROM DE ZUURKOOLMAALTIJD VAN BOMMEN BEREND
Een Groninger sage over Haren, Grote Griet en een kanonskogel
Het was een grote fout van Bernhard von Galen – de Duitse bisschop van Münster – die dacht dat het gebied van Groningen en omstreken nog steeds aan hem toebehoorde. Maar het was ondertussen het gebied van de Groningers zelf. Maar dat was voor Bommen Berend – want zo werd hij ook wel genoemd – geen bezwaar om toch naar het noorden op te trekken.
Bommen Berend begon in Coevorden en van Coevorden werd gezegd: “Dat is een moeilijk te nemen vesting.” Nou, Bommen Berend had er geen enkel probleem mee. Hij had duizenden kogels, twintigponders schoot hij af; had binnen de kortste keren Coevorden ingenomen kon doorstoten naar Bourtange. Maar daar hadden ze 200.000 kogels voor hem klaarliggen. Hij probeerde te onderhandelen maar er viel niet te onderhandelen met de bevelhebber daar.
In Groningen had Carl von Rabenhaupt – de commandant die aangesteld was om Groningen te verdedigen – ervoor gezorgd dat op de Grote Markt een enorm kanon werd opgesteld: de Grote Griet. Daar is nog steeds een café naar genoemd. Von Rabenhaupt liet het kanon richten op het zuiden want daar zou Bommen Berend vandaan komen. En inderdaad. Hij maakte een omtrekkende beweging; Bourtange kwam hij inmmers ook niet in. Hij had Coevorden wel en alles wat daartussen lag, maar hij wilde perse Groningen veroveren.
In Deursen, vlakbij Assen sloeg Bommen Berend zijn kampement op en langzaam trokken ze met hun geschut richting Groningen en zo kwamen ze aan in Haren. Haren was zo ingenomen. Er werd geroofd, gemoord, geplunderd en binnen de kortste keren lag Haren aan de voeten van Bommen Berend, maar Haren was niet zijn doel. De grote stad Groningen wilde hij hebben.
Als eerste vorderde hij de kerk in Haren. Daar zou hij gaan zitten en vanuit die plek zou hij het geschut leiden richting Groningen. Hij schoot de ene kogel na de andere op Groningen af, maar af en toe kwamen er een paar aardige terug. Want Grote Griet, dat was bekend, daar kon je ontzettend zuiver mee richten en die schoot terug.
Bommen Berend wilde de stad Groningen snel aan zijn voeten leggen, maar dat viel tegen. Hij was vijf dagen bezig met schieten, hij was zes dagen bezig. Geen enkel teken van overgave kwam er vanuit de grote stad. Ja, het enige dat kwam, dat waren die enorme twintigponders, die overal op en doorheen knalden. De ravage was groot. De berichten waren niet best. En het lukte hem niet. Na acht dagen nog steeds niet. En hij begon toch langzamerhand wanhopig te worden. Maar hij had het best naar zijn zin, want hij had ontdekt dat je de heerlijkste zuurkool kon eten en dat wilde hij iedere dag hebben. De beste kok van Haren moest hem iedere dag een groot bord zuurkool leveren. Dat at hij dan met smaak op kijkend door het venster naar Groningen.
Op 27 augustus 1672, had hij zijn bord op tafel gezet en keek verbeten naar de grote stad keek die maar niet wilde vallen. Hij draaide zich om naar zijn bord met zuurkool… en dat is zijn geluk geweest! Want doordat hij zich omdraaide, hoorde hij slechts een zoevend geluid achter zich. Als hij had gekeken, dan had hij die twintigponder op het venster af zien komen en gezien dat deze over de tafel vloog, zijn bord met zuurkool meenam en er aan de andere kant de toren weer uitvloog. Met een enorme dreun sloeg de twintigponder diep in de vette Groningse klei. Op dat moment wist Bommen Berend dat het geen enkele zin had om nog tijd en geld te besteden aan het veroveren van Groningen. Bommen Berend besloot zich terug te trekken en zijn verlies te nemen. Zo bleef Groningen dus bespaard voor de inname door Bommen Berend.
En de Groningers die vierden feest en dat doen ze vanaf die tijd ieder jaar tijdens Groningens Ontzet op 28 augustus en eten een Groote Maaltijd, de zuurkoolmaaltijd met (of zonder) een Bommen Berend gehaktbal!